NAMIBIË 2007

 

Dag 1

 

Na een lange reis met stops in Londen en Johannesburg, zet vlucht SA 074 een hobbelige landing in op Hosea Kutako, het vliegveld van Windhoek. De waarschuwing van de piloot om ons vooral goed vast te houden bij het uitstappen blijkt niet overbodig, we waaien bijna van de trap af. We begrijpen nu hoe de hoofdstad van Namibië aan haar naam komt. We halen onze huurauto op, en rijden naar hotel Onganga, in de wijk Avis aan de rand van de stad. Het is een kleinschalig hotel, de kamers hebben een fraai uitzicht over het Auas gebergte. Een ideale uitvalsbasis voor onze rondreis. In het  begin van de avond komt agente Bianca van Sense Of Africa langs, om met ons de reis door te nemen.

 

Dag 2

 

Na een degelijk Duits ontbijt, maken we eerst een wandeling langs het stuwmeer bij de Avisdam. De zon schijnt voluit, en de temperatuur stijgt gestaag. In de koloniale periode van Zuid-Afrika was dit een belangrijke waterbron voor de stad, tegenwoordig wordt het meeste water via pijpleidingen uit de Okavango Delta aangevoerd. Nu doet de omgeving van de dam dienst als recreatiegebied.

We rijden naar het centrum om wat te winkelen en inkopen te doen. De winkels zijn goed, maar het ontbreekt Windhoek aan sfeer en stadse allure.

De wind brengt verkoeling, we eten vis en garnalen geserveerd in een koekenpan op het terras van Ocean Basket.

 

Onder het apartheidsregime van de Zuid-Afrikanen werden de zwarten uit het centrum van Windhoek verdreven. Ten noorden van de stad werd de wijk Katatura ingericht, wat staat voor ‘gebied waar we niet willen wonen’. Hier werd de zwarte bevolking naar gelang van etnische afkomst ingedeeld. De wijken kregen letters: H voor Herero, O voor Owambo en D voor Damara etc. Alleen op vertoon van een pasje mocht de zwarte arbeider het centrum in. Om 18:00 uur ging de poort naar de stad op slot.

 

Na de lunch maken we een Katatura township tour. We beginnen op een groot kerkhof, hier vinden we talloze gedenktekens, soms niet meer dan een steen met een nummer erin gekerfd. Prominent aanwezig is een monument ten nagedachtenis aan de slachtoffers van de rellen van 10 december 1959. De plannen van het regime om de wijk te verplaatsten stuitte op felle weerstand, en in de rellen die daarop volgden, kwam een onbekend aantal mensen om.

 

Philadelphia is onze gids, en leidt ons door de wijk. We hadden ons een voorstelling gemaakt van Katatura, maar schrikken van de omvang van dit township. Meer dan 200.000 mensen wonen hier, soms in eenvoudige stenen huisjes, maar meestal in krotten van golfplaat of wat voor bouwmaterialen er maar voor handen waren. Voor een plekje in deze woestenij moet ook nog eens huur van N$ 100 per maand worden betaald. Er is geen elektriciteit en water. We bekijken een markt, waar de lokale bevolking de schamele handel heeft uitgesteld. Gedroogde spinazie, nootjes, fruit,en schoenen met zolen van autobanden. Op houten werkbanken wordt rundvlees geslacht, in stukken gehakt en belandt uiteindelijk op de barbecue.

 

In de nabijgelegen ateliers wordt kleding gemaakt en verkocht, en weer anderen hebben een eenvoudige kapsalon, of een werkplaats waar tv’s worden gerepareerd.

We drinken wat in een cafeetje, en gaan tot slot naar Penduka. Een soort sociale werkplaats bij de Goreangabdam, waar vrouwen met handicap of TBC handwerkproducten maken.

We eten nog een pittige hamburger in de stad, en zien dat onze bewaakte parkeerplaats niet meer bemand is.  We realiseren dat onze routekaart van onze Namibië reis nog in het restaurant ligt. Als Alienka terugkeert, staan vier meisjes van de bediening over onze kaart gebogen onze route te bestuderen.

 

 

Dag 3

 

We rijden richting het zuiden, we spotten de eerste bavianen. Apen zijn altijd leuk, alhoewel ze hier bekend staan als een ware plaag. In Rehoboth stoppen we bij de Bottlestore voor een flesje vodka. Er hangt een trieste sfeer in het dorpje, dat wordt gedomineerd door kerken en bottlestores. Rond deze stores hangt trouwens altijd eigenaardig volk rond. Ondanks het vroege tijdstip zijn de eerste dronkaards al paraat. Binnen ruziën mannen met elkaar over drank. Alcohol, armoede en AIDS zijn grote problemen in Namibië. We rijden snel verder over de C25 dwars door de Kalahari woestijn. De asfaltwegen maken plaats voor gravel. Snelheid maken we niet, zo’n 60 tot70 km/h, soms halen we dat niet eens.

De Kalahari is indrukwekkend, het landschap verandert elke vijftien minuten. De vele kleuren vormen een prachtig contrast tegen de strakblauwe lucht. Eigenlijk is de Kalahari geen echte woestijn, daarvoor krijgt het teveel water. Het is ook veel groener dan je van een woestijn zou verwachten. Er is veel vegetatie, stekelige struiken en bomen waarin wevervogels enorme nesten hebben gebouwd.

De droge rivierbeddingen slingeren als groene stroken door het landschap. Dieren zijn er ook veel: springbokken, struisvogels, grondeekhoorns, elanden en mangoesten. Helaas willen ze niet poseren voor de camera. We lunchen in de schaduw van een boom. Het enige geluid dat we horen is het gezoem van een enkele vlieg. Tegenliggers zijn er nauwelijks, we zijn hier helemaal alleen. De op de kaart aangegeven dorpjes zijn meestal niet meer dan een drie huizen bij elkaar. De boerderijen hier staan in een groene oase met palmbomen. In de nabijheid zien we steevast schamele krotten, waarin het (zwarte) personeel van de boer woont. Soms lopen er mensen, terwijl er in de wijde omtrek geen huizen te vinden zijn. Drie kleine zwarte kinderen lopen door dit onherbergzame gebied over de stoffige weg. We geven ze elk een kleurboek met stiften. Ze bedanken ons en lopen opgetogen verder.

We rijden door een enorme canyon. Aan het eind hiervan betrekken we een donkere kamer in de Auob Lodge. De lodge is gebouwd in het minst interessante stukje Kalahari van vandaag, er is niet één kamer met uitzicht. Het zwembad is glibberig en vies. Helaas voor Alienka houdt het wildspotten nog niet op. In de douche zit een enorme roodbruine spin.

 

Dag 4

 

Na een Engels ontbijt aangevuld met kuduschnitzel, haasten we ons naar de auto. We rijden verder door de Kalahari. De gravelwegen worden steeds beter, dus kunnen we lekker doorrijden. We zien struisvogels, klipdassen en springbokken.

 

In Maltahöhe eten we braadworst in het hotel, de rest van het stadje is uitgestorven op zondag. De rit gaat verder door het Tsarisgebergte. De wegen worden smaller, en het landschap steeds fraaier. Een paar elanden gaan er vandoor zodra ze ons in de gaten krijgen.

De Zebra River Lodge is gesitueerd in een betoverend berglandschap. We worden hartelijk ontvangen door Rob en Gail. Onze kamer heeft een schitterend uitzicht over het gebergte. Vele kleurrijke vogels vliegen rond, en even verder trekt een troep bavianen door de canyon. We maken een wandeling naar een hoger gelegen plateau, waarop een kokerboom groeit. We genieten met een drankje van het bijzondere uitzicht, en het gebergte dat langzaam van kleur verandert door de ondergaande zon. We eten samen met de andere gasten aan een gezellige internationale dinertafel.

 

 

 

 

Dag 5

 

Om 9:00 uur stappen we bij Rob in de Landrover voor een dagtocht naar de Sossusvlei. De tocht voert door het Tsarisgebergte, langs het indrukwekkende Naukluft, naar de Sesriem canyon.

 

Rob is een wandelende encyclopedie, en weet alles over geologie en het ontstaan van dit gedeelte van Namibië. We bekijken de Canyon, terwijl Rob gaat tanken en de vergunning gaat regelen. De canyon is een kilometer lang, en is maximaal 30 meter diep. De (op dit moment droge) Tsauchab rivier loopt door de canyon. Bij zware regenval kan dit plotseling veranderen in een woest kolkende watermassa.

We rijden het Namib Naukluft park in om de beroemde rode zandduinen te bekijken. We pauzeren bij een met zandduinen omgeven pan. Rob haalt tafels en stoelen uit de Landrover, en we genieten van de meegebrachte lunch en een Windhoek Light beer.

Als we hier zo rustig zitten, komt het dierenleven om ons heen weer op gang. Een drietal struisvogels scharrelt verderop in de pan, twee gestreepte muizen ontfermen zich over het klokhuis van een appel, hagedissen komen nieuwsgierig kijken, een toktokkie loopt gefrustreerd door het zand, op zoek naar een soortgenoot. Dit is het goede leven, wat een fantastische dag!!

We wandelen wat door de pan en rijden verder naar de Sossusvlei.

Rob vergezelt Alienka voor de klim op een duin, en ik probeer de hogere duin ernaast. Dat valt nog niet mee, lopen op de ‘scherpe’ duinrand. Hoe hoger ik klim, hoe harder het gaat waaien, en wordt haast gezandstraald. Helemaal bovenop de duin moet ik soms even dekking zoeken, want de wind is te sterk. Zwartlijfkevers rennen door het hete zand, het uitzicht vanaf de top is geweldig. Gelukkig gaat naar beneden een stuk gemakkelijker en sneller. We staan nu in de Deadvlei, een opgedroogd zoutmeer met de skeletten van bomen die meer dan 500 jaar oud zijn.  Een indrukwekkend gezicht.

 

 

We lopen door de Deadvlei, twee springbokken bekijken ons argwanend. Een witborstraaf probeert onze aandacht te trekken. We lopen terug naar de auto.

Als we terugrijden ontmoeten we Luc en Stéphanie uit Frankrijk. Ze reizen door Afrika op een motor van 185cc. http://www.ventduvoyage.info/accueil.php Ze raakten vast in het mulle zand, en zijn nu bang dat ze niet op tijd het park uit komen. Om 19:00 uur gaat het hek dicht. Stéphanie rijdt met ons mee, terwijl Luc op volle snelheid met de motor de uitgang probeert te bereiken. We nemen ruim de tijd om het park uit te rijden, maken foto’s van de duinen, de ondergaande zon geeft de duinen contrasterende kleuren. We halen Luc in, en moeten lachen, al rijdende probeert hij in het wilde weg foto’s te maken. We rijden terug en zien drie grootoorvossen ze zijn op jacht, en luisteren met hun oren naar de grond, de oren gebruikend als radioschotels. Om 20:30 zijn we weer bij de lodge, waar we naar het eten al snel in slaap vallen. Het was een fantastische dag. Een van de hoogtepunten van onze reis.

 

 

 

Dag 6

 

Na het ontbijt nemen we afscheid van Rob en Gail, en rijden via het Naukluftpark richting Swakopmund. We stoppen in Solitaire om te tanken. Van de situatie die Ton van der Lee beschreef in zijn boek over dit afgelegen plaatsje is niks meer over. De pomp wordt bediend door een aantal popie zonnebril dragende petroljochies. Het winkeltje van Moose is een drukke supermarkt geworden. We rijden snel verder.

 

We naderen de kust, en de woestijn bestaat nu vrijwel alleen uit zand. Als we Walvis Bay naderen, komen we in een surreële combinatie van zandstorm en zeemist terecht. In Swakopmund betrekken we een ietwat gedateerde kamer in het Strand Hotel, maar met groot balkon en zeezicht het beste plekje van de stad. We moeten eerst op zoek naar een wasserette.

 

Dag 7

 

We rijden naar Walvis Bay. Bianca heeft voor ons een marine life cruise geboekt bij Molo Mola. In een ondiep stukje haven, staat een groep flamingo’s. Als de beesten wegvliegen wordt de fel oranje onderkant van de vleugels zichtbaar, een prachtig gezicht.

 

Schipper Billy lokt pelikanen met een visje, de beesten komen dichterbij, en vangen de vis uit de lucht. De meeuwen kunnen dit kunstje ook. Vervolgens gaan we op zoek naar pelsrobben, de beesten komen aan boord in ruil voor een visje, en laten zich gewillig bekijken en aanraken. Er is er zelfs een die zich laat meeslepen door de boot. We varen verder naar de ‘babykamer’ hier spelen grote aantallen jonge beesten in het water. Even verderop zien (en ruiken) we nog twee pelsrobbenkolonies op het strand.

Billy is een geboren entertainer. Hij vertelt verhalen over de beesten, tapt moppen, en zorgt ervoor dat alles te zien krijgen.

Al snel vinden we 3 kleine Beluga dolfijnen, ze zwemmen en spelen met de voorbijvarende schepen. Een oud afgedankt Russisch vissersschip ligt voor anker, en doet dienst als aalscholver rustplaats. Vlak voor de lunch zien we nog een grote groep tuimelaars. We hebben geluk, het gebeurt niet vaak dat er twee soorten dolfijnen op een dag worden waargenomen. We gaan voor anker. Op de achtergrond zien we de zandheuvels van de woestijn de zee raken. Dan is het tijd voor lunch, verse oesters en champagne, en diverse snacks. Het is een heldere dag en lekker zonnig. Terug in Swakopmund brengen we de middag door op het strand. De temperatuur ligt rond de 21 graden. De koude golfstroom van de Zuidpool

houdt de temperatuur van het zeewater op 11°C, alhoewel er mensen zijn die gaan zwemmen, houden wij het bij pootje baden. We gaan wat winkelen, halen de was op en eten in Zur Kupferpfanne vlak achter het hotel. De Duitse keuken, maar dan met lokaal wild en vis.

 

Dag 8

 

We halen ‘even’ een vergunning bij de NWR, die op een indrukwekkend ambtenarentempo wordt gemaakt, en rijden de Welwitschia Drive in het noorden van het Namib Naukluft Park. Het park bestaat uit spectaculaire maanlandschappen en erg sterke vegetatie, zoals inkbush en het dollarbush, de laatste met bladeren zo groot als een dollarmunt, die jaren zonder regen kunnen.

En natuurlijk de Welwitschias zelf. De plant heeft twee bladeren en groeit erg langzaam. Gemiddeld wordt de plant 600 jaar oud, maar er zijn exemplaren van 2000 jaar. De plant is voor bestuiving afhankelijk van de Welwitschiakever. Helemaal aan het eind van de route staan de twee grootste en oudste planten.

Vandaag zijn twee jaar getrouwd, en dat wordt gevierd in The Tug, een populair restaurant in een oude sleepboot met zeezicht. De tafel had ik weken eerder via email gereserveerd. Angelina & Brad gingen ons voor. Tot onze verbazing komen Jacques en Daniëlle, een stel dat ook in de Zebra River Lodge logeerde, aan de tafel naast ons zitten. We bestellen, crayfish, een soort kreeft, en die is erg lekker.

 

 

Dag 9

 

We rijden naar de grootse pelsrobbenkolonie in Namibië, Cape Cross. Honderden zeehonden liggen op het strand te schreeuwen en te stinken. Een aantal jakhalzen houdt de kolonie gezelschap, en leeft van overleden robben, die soms doodgedrukt worden door de veel zwaardere soortgenoten. Ook zijn ze niet te beroerd om pasgeboren pelsrobben te verorberen. De beesten kunnen niks ondernemen, en kijken machteloos toe hoe

 

 

hun jong wordt weggeroofd. Op dit moment zijn er nog geen jongen. We zien de eerste mannetjesrobben die net teruggekomen zijn voor de paring. In december worden de jongen geboren.

We rijden verder richting de Skeleton Coast. We willen een scheepswrak bekijken, maar raken vast als de gravelweg ineens overgaat in los zand. Omdat we zelf geen skelet-attractie willen worden gaan we op zoek naar hulp. Alienka loopt naar de weg, maar niemand wil stoppen. Hulp komt even later van een paar vissers op het strand. In no-time hebben ze de auto weer uit het zand. Even verder staat een busje dat net niet wou stoppen, zelf stil met pech. Natuurlijk is het nu onze beurt om door te rijden.

We rijden Henties Bay binnen, het is een deprimerend plaatsje. Een galg staat paraat voor de toerist die rommel maakt in het dorpje of op het strand. Het is vandaag met 14°C erg fris, sterker nog we zijn op moment in het koudste gedeelte van heel Namibië. We ontmoeten Stanley, hij werkt voor een beveiligingsfirma, en moet vannacht op de auto’s bij het hotel passen. Voor een schijntje moet hij12 uur in de kou staan. We geven hem een goede fooi, en beloven hem nog wat kleding op te sturen.

 

Dag 10

 

De rit gaat richting Uis, waar we stoppen om boodschappen te doen. Uis is een vreselijk deprimerend gat. Er is geen werk en geen geld. Iedereen heeft dezelfde bron van inkomsten: ‘edelstenen’ verkoper of parkeerwachter of een combinatie daarvan. Er is te veel concurrentie. We zijn niet geïnteresseerd in stenen, dus we kunnen alleen zaken doen met de parkeerwachter. In de winkel wordt ik aangesproken door een man, hij vraagt me of ik een zak diepvriesvlees voor hem wil kopen. ,,We zijn wanhopig” zegt hij. Ik zeg dat het me spijt, maar hem niet kan helpen, straks krijgen we het hele dorp achter ons aan. We kunnen onmogelijk het armoedeprobleem van Uis oplossen. Terug bij de auto worden we belaagd door nog veel meer edelsteenverkopers. Ik moet voor de eerste keer dringend verzoeken afstand van ons te nemen. Bij de uitvalswegen van Uis zitten nog meer stenenverkopers, een hopeloze zaak.

 

 

We rijden verder richting de Brandberg. Het natuurschoon wordt steeds mooier en de temperatuur begint weer op te lopen.  We kopen een vergunning, en lopen door de droge rivierbedding in 45 minuten naar de befaamde muurschilderingen van The White Lady, die eigenlijk een jongetje is. In een boomtop zitten vijf klipdassen ons verbaasd aan te kijken, voordat ze uit de boom springen en tussen de rotsen verdwijnen. De laatste steekt z’n kopje boven een rots, en kijkt nog even naar ons.

De tekeningen op de rots zijn tussen de 2000 en 5000 jaar oud, en stellen taferelen voor uit het alledaagse leven van toen. Er zijn mensen die vanwege de gebruikte witte kleuren suggereren dat er mediterrane invloeden in het spel zijn, anderen denken dat het figuur op de rots is bedekt met witte klei als inwijdingsceremonie, en dus gemaakt is door de oorspronkelijke bevolking. We lopen terug naar de auto, gisteren liepen we nog te kleumen, nu is de warmte haast ondragelijk. We hebben maar net genoeg water meegenomen.

We zien toeristen nu naar boven lopen zonder water, erg onverstandig. We rijden snel verder naar de Vingerklip Lodge. De stenenverkopers hebben plaats gemaakt voor vrouwen in traditionele kledij, die poppen met een zelfde outfit verkopen. Het is een bijzonder gezicht deze kleurrijke vrouwen zien staan in een schamel hutje in dit dorre landschap. Erg goede zaken doen ze niet, de voorbijrazende auto’s laten de vrouwen in een stofwolk achter.

De Vingerklip Lodge ligt op een groot eigen terrein tussen schitterende rotsformaties.

We krijgen een kamer met uitzicht over de Ugab vallei. Een kudufamilie scharrelt tussen de struiken. We vertrekken meteen naar het zwembad uitkijkend op de vingerklip rots. Boven op een rotsplateau is een klein restaurant met de toepasselijke naam Eagle’s Nest. Met een kabellift wordt het eten naar boven gebracht. Onder genot van een drankje zien we de zon onder gaan, en genieten van het mini buffet met vis, oryx en hertenlever.

 

Dag 11

 

Vandaag beginnen we de dag met een wandeling rond het centrale plateau op het terrein van de lodge. Boven het plateau cirkelen twee zwarte adelaars.

Een kudde zebra’s steekt het pad over. Het is inmiddels weer erg heet, dus we vertrekken weer richting zwembad. Vandaag doen we even rustig aan. Direct achter het bad is een drinkplaats, waar een grote groep kudu’s komt drinken. We bestellen een ‘lichte’ lunch in het restaurant. We krijgen een zwaar gevulde omelet met heel veel salade, erg lekker, maar het lukt niet om alles op te eten. Een troep bavianen komt voorbij, ze zijn erg schuw en maken dat ze weg komen als ze ons zien.

 

 

 

 

Dag 12

 

De ontbijtkok komt vandaag langzaam op gang, dus we slaan de eieren met spek over.

We rijden langs het Petrified Forest, een verzameling boomstammen die 250 miljoen jaar geleden vanuit centraal Afrika hier naar toe zijn komen drijven, en langzaam versteend. We krijgen een erg slechte gids mee, en zijn blij als de rondleiding er op zit.

We gaan verder naar de ‘orgelpijpen’, maar het laatste stuk van de weg er naar toe is te slecht, dus keren we terug. We rijden naar Outjo, waar we  op een terrasje plaatsnemen, en het leven van het stadje aan ons voorbij zien trekken. Er is waarschijnlijk veel werkloosheid in Outjo, veel zwarte jongeren hangen doelloos rond op straat. De blanken wonen achter tralies en prikkeldraad. Blank en zwart leven compleet langs elkaar heen in Namibië. We gaan naar het Etosha Garten Hotel, waar we in de fraai aangelegde tuin gaan zitten. De kamers van het hotel stinken namelijk naar insecticide. De keuken van het hotel is uitzonderlijk goed. We bestellen springbokbiefstuk, die tot in perfectie is klaargemaakt. Na de maaltijd zingt het voltallige keukenpersoneel een aantal korte Afrikaanse liedjes voor de gasten.

 

Dag 13

 

Al vroeg rijden we naar Etosha, een van de grootste natuurparken van zuidelijk Afrika. De oppervlakte is ruim 22000 km2 en bestaat uit een grote zoutpan, omgeven door bushveld. We mogen op safari met onze eigen auto. We bekijken vandaag het westelijk gedeelte van het park. Nog maar het binnen steken de eerste giraffes de weg al over.

We rijden naar het Sprokieswoud, hier groeien grillig gevormde moringo-bomen, familie van de beroemde Baobab boom. Twee leeuwen liggen onder een boom te puffen, ze hebben last van de warmte. In Nebrowni zijn zes olifanten aan het badderen. Verder zien we een ongelofelijke hoeveelheid zebra’s, gnoes,

springbokken en antilopen. Op een afgelegen weggetje spotten we nog een Afrikaanse wilde kat. Het beestje vlucht in de struiken, vanwaar hij ons nieuwsgierig gadeslaat. We overnachten in en kruising tussen een huisje en een canvas tent in Etosha Safari Camp, 10 km. Voor de Anderssons ingang van het park.

In Namibische hotels  wordt ’s avonds vaak laat gegeten, en daar hebben we het inmiddels wel een beetje mee gehad. Alternatieven zijn niet altijd voor handen, dus schuiven we om 20:00 uur maar weer aan bij het mediterrane buffet. Hier zingt het keukenpersoneel vóór het eten. Uiteindelijk kunnen we 20 minuten later in de rij gaan staan voor het buffet. Het eten is nog vreselijk ook. Teleurgesteld gaan we terug naar ons tenthuisje om buiten nog even een borrel te drinken. Het is heerlijk weer. Onze tent zit vol met duizenden roodbruine torren. In grote getale komen ze aanvliegen en gebruiken de tenthuisjes als landingplaats. Ik schraap de torren van de deur en we gaan snel naar binnen. Een groot aantal torren komt mee naar binnen, zodat we de eerste twintig minuten bezig zijn torren dood te drukken.

 

 

 

 

 

 

 

 

Dag 14  

 

Vandaag gaan we ons richten op het midden van Etosha. De kampwinkel van Okaukuejo is redelijk, het assortiment van de winkels Halali en Namutoni is erg beperkt.We zien twee leeuwinnen, en de gebruikelijke hoeveelheid gnoes, springbokken en zebra’s, oryxen, kudu’s en een aantal bijzondere vogels. De giraffeteller blijft vandaag steken op 47. Bij het waterhole van Kalkheuvel staan zo’n zestig olifanten te badderen. Eromheen veel andere beesten, die ongeduldig wachten tot de grijze reuzen klaar zijn. Als de olifanten drinken laten ze geen andere beesten toe.

 

Alienka parkeert de auto per ongeluk vlak naast een olifant die in de bosjes staat verscholen. We rijden een stukje terug. Langzaam komt de olifant onze kant op. We kijken snel in de reisgids ‘hoe om te gaan met olifanten’. Het beest trompettert niet dus het is niet kwaad. We rijden een klein beetje terug, de olifant is niet geïnteresseerd in ons, zij wil de bladeren van de boom waar we naast stonden. Best wel even spannend, zo’n olifant dichtbij is wel indrukwekkend.

 

 

 

We gaan naar ons volgende adres, het Onguma Plains Camp. Het kamp bestaat uit twaalf vrijstaande minifortjes, en een enorme fort suite in het hoofdgebouw, waar wij verblijven. Twee nachten extreme luxe!! De kamer is precies naar onze smaak ingericht met modern design, een groot balkon biedt uitzicht op een waterplaats omgeven door acacia’s . Op de achtergrond ligt het droge zoutmeer Fischer’s pan. Onguma betekent: ‘plaats die je niet wilt verlaten’, en dat klopt helemaal.

 

 

We nemen plaats op een stoel in het zitgedeelte van het zwembad. We krijgen een koel drankje, en om vier uur wordt er thee geserveerd met een heerlijk taartje.

De waterplaats wordt afwisselend bezocht door zebra’s, gnoes en springbokjes. In de verte zien we zien kleine stofwolkjes de  poel naderen. Een familie wrattenzwijn met vier jongen komt badderen en drinken in de poel. Afkeurend kijken de elegante springbokjes naar de lelijke, ongemanierde zwijnen die een modderbad nemen. De zwijntjes hollen weer weg, hun natte ruggetjes glimmen in de zon.

Drie gnoes komen verlegen dichterbij, ze willen wel drinken, maar er staan al twee zebra’s, ze wachten maar even tot het weer rustig is. Als er even geen dieren zijn, komt de Slanke Mangoest drinken, het beestje leeft in de boomstronk naast de poel.

 

De zon gaat onder, en we maken ons gereed voor het diner in de open eetzaal. Een struikhaas huppelt voorbij. Bij de poel azen jakhalzen op kleine prooidieren.

Het eten is geweldig, en past precies bij de luxe setting van het resort.

 

Dag 15

 

Vandaag is het noordoostelijk deel van het park aan de beurt. Het is hier veel rustiger dan in de rest van Etosha, en er zijn genoeg dieren te bekijken bij de waterholes. Behalve het gebruikelijke, zien we vandaag veel dik diks en giraffes, maar ook Kaapse gieren en blauwe kraanvogels.

 

 

 

 

 

 

 

We rijden rond de Fischer’s Pan. Bij de waterhole vanTwee Palms staan twee olifanten, en even verder lopen er nog twee. Bij Klein Namutoni staan veel giraffes. We gaan weer terug naar Onguma waar we nog wat zwemmen en relaxen. Het leven hier is heerlijk. We krijgen weer thee met petit fours, en de zwijnenfamilie komt ook vandaag weer badderen. We nemen een sundowner op het terras en zien de mooiste zonsondergang van Namibië. Tenminste volgens de folder van het resort.

 

Dag 16

 

Met spijt nemen we afscheid van Onguma. We rijden zuidwaarts en stoppen voor een pauze bij Lake Otjikoto. De legende wil dat het meer bodemloos is, omdat er ooit iemand in verdronk, en nooit werd teruggevonden. De terugtrekkende Duitse strijdkrachten dumpten in de eerste wereldoorlog al hun wapentuig in het meer.

In het inktblauwe water zwemmen grote vissen, muilbroeders en tilapia. Er is een klein museum en winkel met een opgezette baviaan en de meest bizarre verzameling Afrikaanse curiosa, die je maar kunt voorstellen. Het dierentuintje stelt niks voor, twee wrattenzwijntjes en een krokodil, wat vogels en wat cavia’s. We rijden door Tsumeb, een verrassend groen dorp in een voor Namibische begrippen vruchtbaar gebied. In het begin van de vorige eeuw was Tsumeb een wildwest stadje, met een kopermijn. Eind jaren negentig was de mijn niet meer rendabel en werd gesloten.

In de jaren zeventig kwam het stadje in het nieuws toen een mijnbouwer in een kroeg zijn vrouw verkocht aan de hoogste bieder.

We rijden door naar Otjiwarango, een gezellig stadje, een paar kilometer buiten het centrum is de Otjibamba lodge, waar we de komende twee nachten zullen verblijven

We eten vandaag lekker vroeg bij Wimpys in het stadje. Hierna maken we nog een wandeling door het wildreservaat van de lodge..We komen struisvogels, gnoes, blesbokken en wrattenzwijntjes tegen.

 

Dag 17

 

We rijden naar het Cheeta Conservation Fund http://www.cheetah.org/, een rit van 45 kilometer. We krijgen een uitgebreide rondleiding, maar cheeta’s zien we nog niet. Ze liggen verderop uit het zicht onder een boompje.

De cheeta is het snelste landdier ter wereld, het beest rent met gemak 110 km/h. Het gaat slecht met cheeta, er zijn wereldwijd nog maar 12000 exemplaren. Alhoewel de cheeta’s erg goed kunnen jagen, zijn het geen vechters, en wordt hun prooi vaak gestolen door leeuwen of hyena’s. Als het beest gewond raakt kan het niet meer jagen, en sterft het. De grootste vijand van de cheeta is de mens. Veehouders zien de cheeta als bedreiging voor hun veestapel. De CCF verzorgt niet alleen opvang voor ontheemde cheeta’s, maar geeft ook voorlichting, en fokt Anatolische herdershonden. Deze worden bij een kudde geiten of schapen geplaatst, de hond zal deel uitmaken van de groep, en zal deze met zijn leven verdedigen. De cheeta is bang voor de hond, en zal de kudde met rust laten. De boeren hebben op deze manier geen redenen meer om de cheeta te doden.

 

 

 

De gids neemt ons naar een hok, waarin een teef met een aantal puppies zit. De jonge hondjes zijn te schattig, en de gids krijgt ons met moeite weer mee naar buiten.

We hebben geluk, Chewbaka de oudste cheeta is wakker geworden, en poseert voor de camera. We wachten tot voedertijd, de andere cheeta’s krijgen ezel-spareribs, die fanatiek afgekloven worden. 

We rijden terug en stoppen bij een jongetje met ezels. We willen een foto maken, het ventje gooit het hek voor ons open, maar de ezels gaan er vandoor. We maken dan maar een foto van hem en nog twee kinderen. Als dank geven we ze alledrie een dollar. Glunderend lopen de kinderen weg.

We eten een sandwich bij Wimpys, de meeste winkels zijn hier zaterdagmiddag gesloten.

Later proberen we de gourmetafdeling van de Superspar. We kopen verschillende gerechten, en ‘picknicken’ op het grasveldje voor de bottlestore. Het eten is vreselijk goed, en het kost bijna niks.

 We maken weer een wandeling door het park, en stuiten ditmaal op een giraffe die het pad verspert. Aangezien ik ergens heb gelezen dat het beest wel een leeuw kan doodtrappen, lopen met een boogje om hem heen. Verder zien we nog gnoes, struisvogels, oryxen en de wrattenzwijntjes.

 

 

Dag 18

 

Vandaag zien we voor het eerst regen, onweer en een beetje hagel in Namibië. We rijden naar Okahandja, om wat inkopen te doen. Het is een enorme supermarkt voor zo’n klein plaatsje. Een zwart jongetje van een jaar of zes voor me bij de kassa, koopt een half brood. Buiten wordt het droge brood verdeeld onder zijn vriendjes.

Het is misschien wel niet goed om te doen, maar we geven de jongens N$ 10.

Buiten het dorpje staat een groep zwarte mensen bij een poel met donker water, een indrukwekkende hoeveelheid kleding te wassen.

We gaan onderweg naar Windhoek. Onze reis zit er bijna op. Langs de weg lopen wrattenzwijnen en bavianen. Het zwijntje heeft in Namibië een eigen verkeerswaarschuwingsbord. Een aanrijding met zo’n beest schijnt nogal wat schade aan de auto te veroorzaken.

We rijden het centrum van Windhoek in, het is erg rustig. Enkele supermarkten en luxe winkels zijn open. Bijna alle eethuizen zijn dicht, met veel moeite vinden we iets. Onze parkeerwacht is de meest spraakzame tot dusver, meestal blijft de conversatie bij een korte groet en een bedankje. We komen er achter dat er van overheidswege geen alcohol verkocht mag worden op zondag. Geen bier, geen wijn, geen breezers, niks. De drankafdelingen in de supermarkt worden met een touw afgesloten. 

We gaan weer naar Onganga, het pension waar we onze reis begonnen zijn. We eten wat in het restaurant, de porties zijn weer veel te groot. We drinken voor het slapen gaan maar een paar borrels in de bar, en kijken met veel genoegen terug op onze reis.

 

Dag 19

 

We brengen nog wat tijd door in de stad, en gaan onderweg naar het vliegveld. We moeten nog een noodstop maken voor een baviaan met jong, die de weg probeert over te steken. Bij Europcar wordt de schade aan de auto opgenomen. Er zit een barst in de voorruit, verder valt het mee. Het opstijgen van Windhoek is bijna net zo’n vervelende ervaring als de landing. En het waait niet eens. In Johannesburg stappen we in het vliegtuig naar Frankfurt.

South Africa Airlines heeft een camera op de staart gemonteerd, zodat we op onze persoonlijke tv schermpjes de landing en het taxiën kunnen volgen.

Bij de security check in Frankfurt is er een probleem met mijn camera. Ik moet meekomen naar een minilaboratorium. Op de camera zijn waarschijnlijk springstofsporen waargenomen, en dat moet uitgezocht worden. De springstof blijkt slechts zand, ……….woestijnzand.   

 

MEER FOTO'S